Denkvaardigheden
1. Werkgeheugen (navigatiesysteem)
2. Metacognitie (verkeerstoren)
1. Werkgeheugen (navigatiesysteem)
- Ik hoef maar één keer een instructie te horen om hem te kunnen uitvoeren
- Ik vergeet niet snel nog even alles te checken
- Ik kan gemakkelijk leerwerk onthouden
- Ik kan opdrachten met meerdere stappen afmaken
- Ik begrijp moeilijke instructies
- Ik maak aantekeningen
- Ik kan gemakkelijk belangrijke informatie even parkeren om er later weer mee verder te gaan.
Tips Werkgeheugen (navigatiesysteem)
- Lees en luister met aandacht. Kijk bijvoorbeeld de docent aan als hij iets vertelt
- Luister aandachtig naar de uitleg van de docent en stel vragen als niet duidelijk is wat je moet doen of hoe en met wie
- Lees met een aanwijzer
- Werk met afvinklijsten
- Zet afleiders uit
- Gebruik post-its voor iets wat onthouden moet worden/
- Maak gebruik van geheugensteuntjes
- Gebruik stappenplannen en checklists
- Herhaal kennis en informatie voldoende om op te slaan in je langetermijngeheugen
- Noteer afspraken nauwkeurig
- Check of je het goed hebt begrepen door in eigen woorden te herhalen wat er is gezegd
- Hang reminders van belangrijke informatie/begrippen/formules op als je ze niet zo goed kunt onthouden
- Bekijk uitleg over een onderwerp op internet
- Leer 10-15 woorden per dag. Daarna voeg je telkens 10 woorden toe.
2. Metacognitie (verkeerstoren)
- Ik probeer altijd te bedenken hoe ik een probleem zelf kan oplossen voordat ik om hulp vraag
- Als ik hulp nodig heb, vraag ik de ander me te helpen bij hoe ik het kan aanpakken
- Ik denk regelmatig na over hoe ik het beter kan doen
- Ik zoek per vak uit hoe ik het slimst kan studeren
- Ik weet dat ik anders moet studeren bij een taal dan bij wiskunde
- Ik maak gebruik van zowel van logisch denken als van mijn geheugen om stof te bestuderen
- Ik kan goed onderscheiden wat belangrijk is en wat minder belangrijk is
- Ik ga bij een opdracht altijd probleemoplossend te werk
- Ik kijk steeds naar mijn voortgang terwijl ik bezig ben
Tips Metacognitie (verkeerstoren)
- Vraag je af welk doel er moet worden bereikt
- Werk volgens de structuur: oriënteren, uitvoeren en controleren/evalueren
- Denk zelf na over de lesstof of de opdracht
- Stel jezelf vragen over de lesstof of de opdracht
- Weet je wat er van je wordt verwacht in de leeropdracht?
- Lees eerst goed de opdracht voor je begint en check of je het hebt begrepen
- Controleer de opdrachten. Heb je aan alle eisen voldaan?
- Check tijdens de opdracht of het nog goed gaat
- Werkt je leerstrategie niet? Vraag je docent of medeleerlingen om hulp
- Zet je kennis in een mindmap
- Maak de voorbeeldvragen uit het werkboek opnieuw
- Vertel aan de hand van steekwoorden de tekst die je moet kennen na
- Leg hardop denkend aan een ander uit en vraag om feedback
- Vraag in de les om hulp als je een opdracht niet snapt